Hoe ik mijn kind groenten laat eten

Als de ene mens met kinderen een andere mens met kinderen ontmoet, en ze praten daar ook over, dan zijn er een aantal vragen die het snelst gesteld worden.
– Hoe heten ze?
– Hoe oud zijn ze?
– Jongens of meisjes?
En dan:
– Goeie slapers?
– Goeie eters?
Deze vijf vragen blijken voldoende voor ouders om elkaars ‘lijden’ in kaart te krijgen. Want slechte slapers en slechte eters, dat tekent het ouderschap nogal. Veel ouders zijn blij als ze lotgenoten vinden. Want die begrijpen elkaar toch het best…

‘Jamaar mama, ik vin roentjes ni lekker!’
Boris kijkt in zijn bord naar het groene krulletje van de tricolore pastakrulletjes. Hij denkt dat het niet lekker is omdat het groen is. Groen is blijkbaar gelijk aan een soort kindervergif. Groen = groenten = aan vies = aan dodelijk. Behalve tomaten. Die vallen eerder in de categorie snoep.
‘Komaan Boris, proef even! Het is gewoon pasta. Dat vind je best lekker.’
Hij kijkt gekweld, getormenteerd, mishandeld. Hij duwt met zij vork het krulletje opzij.
Oh rampspoed, daaronder ligt precies een miniscuul gestoofd stukje ajuin. Een sterfscène dient zich aan.

Als het niet over patattenstomp met worst gaat, kan het hier de laatste tijd soms nogal tegensteken. De eeuwige groentenkwestie. Boris is een kind dat kokhalst bovendien. Vooral als je kijkt. Heel smakelijk. De meest dramatische momenten in ons gezin spelen zich af aan de tafel. Er wordt hier menigmaal overtuigend ‘gestorven’.

Tadeusz had ook een fase waarbij hij niet zo goed groenten at. In die periode werd zijn bord opzij gezet en als hij kwam bedelen voor zijn dessert dan kreeg hij gewoon zijn bord met hetzelfde eten terug. Het schranste dat dan zonder morren binnen. Koud. Hij deed het snel en zonder een kik te geven. Alles voor dat dessert.

Boris laat zich daar niet door vangen. Als hij zijn bord weer voorgeschoteld krijgt dan antwoordt hij zonder aarzelen: ‘Ik moet al geen dessert meer.’
De uitspraak ‘je krijgt niks anders meer’ heeft al vaak gemaakt dat het kind in feite zonder eten is gaan slapen. Hij is koppig en weet wat ie wel of niet wil.

Maar sinds kort hebben we een minioplossing. Momenteel werkt het nog:

‘Boris. Als jij vandaag geen groentjes eet, krijg jij morgen geen vleesjes. Wij allemaal wel, maar jij niet.’
‘Ik wil ook geen vleesjes…’ is meestal zijn koelbloedige antwoord.

De eerste keer vond ik dat hard. Ocharme. Morgen zou hij dat zo erg vinden. Ik maakte van mijn hart bij voorbaat al een steen, want ik had dikke tranen verwacht.
Maar dat bleek niet nodig. Boris droeg zijn lot.
Boris at boontjes en patatjes. Wel drie borden. Wij hadden er biefstuk bij. Hij niet. Hij kloeg geen enkele keer. ‘Boontjes zijn lekker!’ riep hij uit. ‘Ik wil geen vleesjes!’

Het is geen wonderoplossing, want om de zoveel dagen begint het spelletje opnieuw. Maar dan krijgt meneer dezelfde consequentie. Soms eet hij twee dagen geen vleesjes terwijl wij ze wel eten. Genadeloos. Als we vegetarisch gepland hadden stellen we dat even uit zodat Boris toch zijn consequentie krijgt.

Ik besef wel dat mijn kinderen geen slechte eters zijn. Over het algemeen eten ze veel en graag. De brooddozen kunnen niet vol genoeg zitten, wij rekenen over het algemeen voor vier volwassenen (ipv 2 volwassenen en 2 kinders). Tadeusz proeft alles, en zelfs de dingen die hij niet lekker vindt, daar eet hij toch de nodige portie van. Ik prijs hem daar vaak voor. Misschien dat Boris er een voorbeeld aan neemt.

In ieder geval:
– we besteden minder aandacht aan zijn dramatisch gedrag
– we hebben een duidelijke afspraak met hem en hij weet wat de consequenties zijn
– die afspraak wordt door beide ouders op dezelfde manier toegepast
– we leggen daardoor minder aandacht op ‘het probleem’ en ‘eten’ is geen strijd meer. Het is minder beladen nu. Alleen een eenvoudig ‘als… dan… verhaal’.
– we dwingen hem niet om groenten te eten, maar voorkomen dat hij zijn buik volsteekt met vlees.
– we besparen op vlees 🙂

Duimen jullie mee dat het lukt? Dat het ook op lange termijn zijn vruchten zal afwerpen?

IMG_2660

4 reacties

  1. Bij ons ook een goeie en een minder goeie eter. De goeie eter kunt ge idd paaien met een dessertje en die wil van alles proeven. De minder goeie eter (zeker geen slechte eter) die steekt het in zijn mond, doet die terug open en laat het er uit vallen als het hem niet aanstaat. Deed hij al als baby, hij doet het nu met 2,5 nog steeds. Af en toe werkt het dessertje wel, af en toe niet. Wij beginnen wel steeds met van alles een miniportie (als in 3 kleine vorkschepjes) en pas als daar alles van op is kan er bijgevraagd worden. Dat helpt om toch iets te proeven. Maar wij maken er ook geen strijd van, wil je het niet opeten, dan eet je maar niets (maar ook geen dessertje of andere dingen in de plaats).

  2. Ik ben nog altijd een vreselijk moeilijke eter, zeker qua groenten. Hoe hard ik ook mijn best doe, ik kan mezelf er niet toe aanzetten en dan wordt eten een beetje een marteling. Mijn persoonlijke ervaring is dus, niks forceren, dat hebben ze bij mij wel een tijdje gedaan en dat had enkel maar een tegenovergesteld effect.

  3. Om moed te geven : mijn jongste dochter heeft ook lang al kokhalzend aan tafel gezeten.
    Maar nu (ze is al wel boven de twintig) lust ze veel.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.