‘Wij zijn de mannen.
Wij wachten op de Sint.
Ze houden mij niet meer voor de zot. Ik weet alles al.
Van dat paard, de snoep, de brieven. Ik weet het allemaal…
Ik heb het helemaal uitgedokterd hoe hij binnenkomen zal.
En dat zal ik bewijzen ook. Ik blijf gewoon wakker dan.’
In Berchem kwam hij aan met het vliegtuig.
Hij zei dat er geen stoute kinderen waren.
Ze wachtten geduldig in de regen. Ik kreeg een snoepje in mijn oog. Tadeusz verzamelde een kilo snoep. Boris at een appel…
Ik hoorde van een kleutertje, dat een drumstel wilde van de Sint. Hij was zo slim om alleen maar dat op zijn lijstje te zetten…
Nu vraagt zijn moeder een tuinhuisje aan de Kerstman…
’t Is misschien wel laat om nog over de Sint te spreken, maar ik loop wat achter met mijn posts…
Wat een heerlijke jongens :)!
Dat is niet erg, ik loop achter met lezen!