Kinderpraat

Deze pagina wordt op regelmatige basis bijgewerkt. En het laatste staat bovenaan.

T = Tadeusz (° maart 2008), B = Boris (° september 2010), Y = Ysabje (of mama), S = Sventikov (of papa).
———————-

B: Nog toptje pelen! = nog verstoppertje spelen
B: Noeptje = snoepje
B: Mama ni boos he – zegt hij op eender welk moment van de dag.
———————-

Vriendinnetje K. van Tadeusz is zes. Ze kan al verbazingwekkend goed lezen en rekenen.
We zitten in de auto en zij leest nummerplaten:
K: PPS236
Y: En zie je die hiervoor? Welke letters zijn dat?
K: QQR
Y: Goedzo! En ken je ook een woord dat begint met een Q?
Lange stilte… En dan…
K: Kuukelekuu!
(12/1/13)

————————-

Boris:
– pling pling = spring spring
– nippen = knippen
– oofd oet oet oet. (naar analogie met het liedje hoofd schouders knieën teen.)
– ajje eende titi water! (naar analogie met het liedje alle eendjes zwemmen in het water) – uit volle borst trouwens
31/12/12

———————-

Boris:
– wokke = wolk
– mekker = melk
– hemp = helpen
– noenen = schoenen
– oeten = voeten
– pik = kip
– pokkie = koffie

Tadeusz:
– Opwapperen = uitwaaien

Tadeusz zingt: Alles op zijn netjes plaats! Alles op z’n netjes plaats! (14/8/12)
———————–

Boris praat (eindelijk)!
Hij heeft al een heel gamma woordjes, maar deze vond ik het onthouden waard:
Plim plam = boterham
Oki plim plam = ik wil ook een boterham
Paploe = paraplu
tiepat = schildpad (13/8/12)
——————-

T: Mama, ik kan al tellen tot een biljoen!
Y: Amai! Serieus? Da’s straf.
T: Zal ik het eens doen?
Y: Doe maar eens. Ik ben benieuwd.
T: Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien, zeventien, achttien, biljoen! Goed hé!
(2/7/12)
—————————

Y: heb je papa al gemasseerd vandaag? Het is vaderdag he.
T: Ik moet papa krabben!
S: neenee! je moet mij masseren, niet krabben.
T: Ik moet je krabben! Ketnet heeft dat gezegd! (10/6/12)
————————–

Ik had een oude jeans van Tadeusz afgeknipt. Er zaten onherstelbare gaten in ter hoogte van zijn knieën.
Enkele dagen nadien is hij met papa buiten in de tuin de planten aan het besproeien. Hij maakt de broek van papa wat nat.
T: Kom maar niet te dicht bij mama nu! Want die knipt die pijpen er gewoon af! (1/6/12)
————————-

Een pizzewit = een pissebed
(5/12)
—————————-

Ik kom uit de douche. Tadeusz zit naar mij te kijken.
T: mama, weet je waarom uw billen zo dik staan?
Ik denk ‘awel merci’ maar hou me in.
Y: euhm nee. Waarom?
T: omdat die vol met kaka zitten!

Het werd een beetje een moeilijk gesprek over vertering en zo.
——————–

T: Mijn tenen zijn moe. (april 2012)
———————

T: In mijn handen zit een vekkerkijker een computer en een spieuw (april 2012)
———————

T: wat gaan ze nu weer van plan doen? (mei 2012)
———————

T: Ei! Die stink zit nu in mijn neus! (april 2012)
———————-

Ik ben naar de kapper geweest. Ik vind het zelf wel heftig. Ik vraag de mening van Tadeusz:
Y: Vind je mijn haar mooi, Tadeusz?
T: Het is zo licht en zo bruin en zo kort. En met een hoofd erbij.
Y: Ja maar, vind je het mooi?
T: Met dat hoofd erbij? Ja, heel mooi… (24/3/12)
———————-

T: ‘Mama, ik wil nog eens vlees met een been eraan en er dan rondknabbelen.’
Tadeusz bedoelt ribbekes’ 🙂
(18/3/12)
———————-

Boris begint ook te spreken:
Zijn allereerste woordje was ‘Licht’. Hij zegt ‘iech t’. Met de t erachteraan. En heel hoog. Hij zegt dat al enkele maanden. ‘Tut’ was er ook vrij snel. En alles is papa. Behalve papa. Soms klopt hij me vrolijk op de borst en zegt vastbesloten ‘papaa!’
En nu zijn er een paar nieuwigheden bij sinds februari. Appel is ‘Appa!’ En als ie een hond ziet (of een kat, of een geit…) dan doet ie ‘woe’. Maar het is eerder een soort van blaas met de mond dicht dan echt een woe.
En hij roept ook heel hard (héél) ‘Hoplaaaa!’ als hij Hopla ziet. (2/12)
—————————

Op de trap van de nabewaking is Tadeusz wel erg aan het treuzelen.
Y: Tadeusz, loop eens wat door. Je bent toch een flinke jongen hé? Dan moet je goed stappen. We hebben niet veel tijd.
T: Maar mama. Ik ben wel nog een kind hoor! Echt nog een kind.
(Daar sta je dan…) (2/12)
———————

T: Mama, mag ik nog een koekje? Ik heb nog een gaatje voor een koekje…
Y: Maar nee, zotteke. Tuurlijk krijg je geen koekje…
T: Maar, met wat moet ik dan dat gaatje dichtdoen?
Y: Welk gaatje?
T: Awel, dat in mijn buik hee…
————————–

T: Ik botste met mijn skateboard tegen mijn gatneus (1/12)
———————-

Schoonmoeder: ‘Uw mama, uw mama. Ge praat altijd maar over uw mama. waarom vertelt ge eens niks over uw papa?’
Tadeusz: oh, mijne papa, da’s maar ne saaie. Net zoals den bompa…’ (11/11)
——————–

T: Kijk mama een miamiede!
we rijden voorbij het sportpaleis op de ring.
Y: Je bedoelt een piramide?
T: Jaja, een piajamiede.
Y: Het sportpaleis is niet echt een piramide, maar toch knap! Heb je dat woord op school geleerd?
T: Ja van juf Hilde. Ik ben wel heel slim in mijn kopje he! (eind december ergens)
———————-

pinnewin = pinguïn (2/1/12)
———————–

“Bompa. Jullie moeten terug naar Arrrwerpe verhuizen. En de zee meenemen.” (1/1/12)
————————-

“Papa! Ga jij leren rijden en uw eigenwijs halen? (rijbewijs)” (25/12/11)
————————-

“Alle dieven eten choco.” (1/1/12)
———————–

Tadeusz zingt in zichzelf. Hij zingt al een tijdje ‘toedeldoedeldoe, aan het werk’. Vandaag zong hij:
‘Toedeldoeldeloe. Aan de slag-room!’
(5/12/11)
———————

Het wordt buiten al een beetje donker.
Tadeusz zegt: Kijk mama! Het wordt al nachter en nachter! (13/11/11)
————————

Tegen zijn vriendinnetje Kika zegt Tadeusz: ik zal op mijjn horloge kijken of er boeven zijn!
K: Jaa, dat is goed! Dan zal ik ze vangen met mijn gevangenissjaal! (13/11/11)
—————————

T: Mijn ogen geloven niet! (13/11/11 – gaat al een hele tijd mee)
————————–

Voor de schrale huid rond zijn mond geef ik Tadeusz soms wat labello-lippenbalsem om eraan te doen.
Tadeusz komt op een ochtend boos op mij afgelopen. Hij zegt:
“Mama! Waar is die stippenlift!” (25/10/11)
————————

T: wie de baas is mag da helemaal opeten! (hij heeft een volledig mandarijntje in zijn handen)
T: Pienmonmutte is de baas. Er ligt nog iemand in het ziekenhuis. En dat ben ik!
(triomfantelijk loopt hij weg met het mandarijntje…)
(27/10/11)
—————————-

Sven loopt met Tadeusz naar school op een frisse ochtend.
T: mijn handen hebben koud!
Stilte…
T: Kijk papa, mijn handen kruipen in mijn zakken! (15/10/11)
———————

abiwaki = nabewaking
Aftstajon = naftstation
Suppiepaleis = justitiepaleis (22/9/11)
——————

Appeblief = alsjeblief
Eekhoner = eekhoorn (15/9/11)
———————–

Tadeusz zit tegen zichzelf te praten. Ik schrijf letterlijk op wat hij allemaal zegt:
“Centimeter! We gaan vertrekken nu! Allemaal op de knopjes duwen. Om te vertrekken. Zit er nog genoeg lucht in? Jaaah. En er zitten ook nog genoeg…. boeven in! Jaaah. Veel auto’s gaan nog rijden. En als er veel water in zit dan kunnen we vertrekken!”
Het zal wel ergens op slaan zeker? (12/9/11)
———————–

Tadeusz zegt: daar is een boef! Hij steelt ons huis… (5/9/11)
———————-

S: Tadeusz, wie heeft er gezegd dat je een koek mag pakken?
T: Moeder. (moeten driejarigen niet gewoon ‘mama’ zeggen?) (aug 2011)
———————–

Tadeusz wil een koek. Hij probeert mij te overtuigen om er een te geven. Streng zegt hij:
Mama! Samen delen, samen spelen, samen koeken. (27/8/11)
————————

We gaan mijn grootmoeder bezoeken in haar serviceflat. Er is een gesprek tussen Tadeusz en mijn grootmoeder over oude mensen. Ik hoor haar zeggen: nee Tadeusz, mensen gaan niet kapot. Dat zeggen we niet…
Even later gaan we naar het cafetaria voor een koffie. Tadeusz komt zelfzeker binnengebeend en zegt met luide stem, voor ieder die het horen wil: Mama! De bobonne heeft gezegd dat deze mensen doodgaan! (auwauw, genant…)
(21/8/11)
———————-

T: Daar ben ik heel boos mee!
S: Oei, dan ga ik jou heel hard kietelen, subiet!
T: Daar denk ik ni van!
(Hij heeft de toon al goed, alleen de woorden nog een beetje juist krijgen :-))
(24/8/11)
———————

In een oververmoeide bui na de eerste dag van het kamp maken Tadeusz en ik een beetje ruzie. Hij is lastig en zeurt en wil niks doen van wat ik vraag:
T: Mama, stop met zagen!
Y: Ja, da’s waar, eigenlijk zaag ik wel een beetje. Maar jij bent wel heel lastig.
T: Maar dan mag je nog niet zagen! (23/8/11)
———————-

T: Heey mama! Deze politie staat op de stoep! (er staat inderdaad een politiecombi op de stoep geparkeerd)
Y: Ja, da’s waar dat mag eigenlijk niet.
T: Dan moet de andere politie komen om die in de gevangenis te gooien! (23/8/11)
———————-

T: Ik wil appelsap mama.
Y: Aan tafel drinken we geen appelsap schat. We drinken water.
T: Dan wil ik wijn! (3 jaar potverdorie) (19/8/11)
———————-

Tadeusz cumuleert zijn schrikbeelden; hij had het over de heks van de boze wolf met de spoken. In de donkere grot… Alle angsten op een kluitje. (17/8/11)
———————-

Tadeusz zit achterop de fiets een rijstkoek te eten.
T: Mama, ik heb stukjes koek laten vallen.
Y: Expres? Waarom zou je dat nu doen?!
T: Voor de andere kindjes. Dan kunnen die ook eten. (10/8/11)
—————————-

Y: Tadeusz, zwijg nu eens twee minuten!
T: Maar mama! Mijn mond wil nog heel veel praten! (9/8/11)
————————

T: Mama, dit is ook een superheld! (komt met een plastiek lieveheersbeestje aangelopen)
Y: Wow! Een lieveheersbeestsuperheld!
T: Jaa. Als er kinderen zijn met problemen dan komt deze de kinderen redden! (27/7/11)
———————-

T: Ik heb een raket gebouwd. En ik ben de chauffeur.
S: In een raket zit geen chauffeur. In een raket zit een piloot.
T: Aja. Een piraatpiloot. (27/7/11)
————————-

T: Fogele keer ga ik een hele week hier zijn. (17/7/11)
———————–

Gewoon wat gebrabbel in de kamer
T: allemaal indianen… ik kan heel goed piano… bananen!
Ahaaallemaal… (17/7/11)
—————————

Y: Wil je een sandwich Tadeusz?
T: Een wandwits?
Y: een ssssandwich. Probeer het eens goed te zeggen…
T: sssssswandits.
Y: Goed hoor schatteke.
Het blijft even stil…
T: Ik zeg toch altijd wandwits hoor… (12/7/11)
———————–

Zokje = zotteke
Fimmel = film
Hemmel = helm (11/6/11)
————————

Y: Tadeusz, kom even mee douchen! Je moet toch een beetje proper zijn!
T: Nee, mama, dat wil ik niet.
Y: Jamaar als je zo vuil bent dan gaat Kika (een vriendinnetje) niet met jou willen spelen hoor. Met vuile kindjes spelen, dat vindt ze volgens mij niet leuk.
Het blijft even stil. En dan:
T: Ja, toch eens proberen hoor… (11/6/11)
—————————–

Tadeusz zit op de trap te spelen. Papa Sven zegt dat dat niet mag.
S: Tadeusz, niet op de trap spelen.
T: Hooooh papa! Ik mag wel op de trap spelen! (Hij wordt erg kwaad en roept heel hard). Dat is heel flauw van jou en ik moet wel op de trap zitten, en jij moet niet zo flauw doen, want dan wordt je ziek en dat is niet goed en als je ziek bent mag je wel op de trap spelen en je moet niet zo flauw zijn!
Hij wist ons even te confronteren met onze eigen uitspraken en die gooide hij even lekker op elkaar… (5/6/11)
———————–

Toverene = toveren (5/6/11)
————————

We zitten te lezen. Tadeusz doet actief mee.

T: Kijk mama, dat is een pakkitoelie met een brommer…. (er is een plaatje te zien van een man op een motor)
Y: een wat? Een pakkitoelie?
T: Ja ja. Een pakkitoelie.
Y: En wat is een pakkitoelie?
T: Wel, dat is rond als een tut, maar meer als een ooievaar….
Klinkt helemaal logisch, niet? (30/5/11)

————————–

Ik sta af te wassen en ondertussen te fluiten.
Tadeusz zegt: mama! (boos) Niet fluiten! Alleen werken! (24/5/11)
————————–

Muserum = museum
————————-

In de auto. Tadeusz zit vanachter. Ik hoest.
T: mama, pazzop! Jij mag niet ahumahum doen. Want dan komt de plissie.
Y: Krijg ik dan een boete?
T: Jaja (kordaat). En je kan ook een poete krijgen van de kaksi (= taxi) als de plissie er niet is. (18/5/11)
————————-

Ik ga vertrekken om te gaan eten met een vriendin Suzy, wiens zoontje bevriend is met Tadeusz.
Tadeusz zegt: Mama. Ga jij Suzy en Lennert opsturen naar hier? Dan kan ikke spelen met Lennert. (18/5/11)
————————-

Boris (7 maanden) zegt: jebudu bedebi
Tadeusz (3 jaar): Boris! Jij bent zelf een jebudu bedebi. (17/5/11)
————————

We zitten in de kakapipifase:
T: Jij bent een kaka! Wouhahahaha! (15/5/11)
————————

Ik kom uit de douche. Tadeusz wijst en zegt: heey, jij hebt geen piemeltje!
Ik: Nee, ik ben een meisje.
Tadeusz wijst naar mijn borsten/tepels. ‘Jij hebt piemeltjes daar!’ (15/5/11)
————————-

Tadeusz (3) is al dagen in de weer met doosjes tampons. Ik zet ze altijd terug weg, maar hij weet ze steeds terug te vinden. Hij denkt dat het speelgoedjes zijn. Broebeltjes noemt ie het. hij legt ze achtereen als een treintje. en als ik hem ‘s ochtends wakker maak liggen er altijd een paar bij in zijn bed. (15/5/11)
—————————

Tadeusz zit buiten in de tuin. Een blaadje van een bloem hangt in zijn nek.
“Laat mij gerust bloem!” (9/5/11)
———————–

Vroeger was een telefoon een ‘alloon’. Nu is het een ‘fillofoon’. (1/5/11)
————————–

T: Mijn eigen ogen geloven niet! (als hij iets leuks ziet… – komt toch vooral van de kleine einsteins waarin ze soms roepen: ik geloof mijn eigen ogen niet). (16/4/11)
————————–

Y: Hey Tadeusz. Ik weet dat jouw lievelingswoorden van het moment straaljager en modder zijn. Maar heb je nog andere lievelingswoorden?
T: (zonder aarzelen) Ja. Papa en mama. (11/4/11)
————————–

Op het toilet. Meneer Tadeusz doet kaka. Ik wacht tot hij klaar is. Tadeusz vertelt allerlei verhalen. Over stojagers (straaljagers) en modder; zijn favoriete woorden van het moment. Tot plots:
T: Mama. Het toilet is een goede vriend van mij… (11/4/11)
————————

Na de twaalfde keer naar de slaapkamer geroepen te worden door een niet-slapertje:
Y: Awel, wat is dat hier? Waarom slaap jij nog niet?
T: Mama. Ik heb veel problemen… (drie jaar verdorie en dat heeft al problemen!)
Y: Euhm… Euh. En wat voor problemen mogen dat wel zijn?
T: Een monster… (11/4/11)
————————

Portitori = potverdorie
Een stennil! = een stelling (1/4/11)
Eikelbakkelvies = eikebakkevies (2/4/141)
————————

Een uitvinding:
Een groeiend touw… (31/3/11)
———————

In de auto:
T: Mama. Onze auto zegt iets.
Y: Ah ja, wat zegt die dan?
T: Auto heeft toch mond hee?
Y: Maar nee gekkie. Auto’s hebben geen monden. En ook geen oren of ogen.
T: Jawel hoor! Autootjes van Bob de Bouwer wel… (31/3/11)
————————

T: Kijk, drie kanonnen, mama. (= drie nonnen) (29/3/11)
———————–

Een kanondoos = een kartonnen doos (29/3/11)
———————

T: Ik ben een slechte mens. (28/3/11)
———————-

T: Ik ga nog veel boos zijn. Sterk boos zijn. (28/3/11)
———————-

Appeblief (smekend) = alstublieft (26/3/11)
———————–

Tadeusz heeft een nieuwe uitroep: komaan seg!
———————–

Y: Waarom ben je bang van Anja? Je was altijd zo’n dikke vrienden met Anja.
T: Ik is bang. Bang van de leeuw.
Y: Welke leeuw. Er is toch geen leeuw?
T: Jawel. In de neus. In neus van Anja. (24/3/11)
————————-

Na een half uur van ‘mama ik wil een koekje, mama ik wil een banaan. Mama ik wil een noepetje (snoepje). Had ik het gehad. Ik roep iets van ‘en nu is het genoeg! Ik wil dat je stopt met zagen! geen gezaag meer!’
Na een vijftal minuten komt hij op me af. Mama. Ik ga het gewoon zeggen: ik wil een banaan. Gewoon zeggen. Niet zagen… (20/3/11)
————————-

Vorige keer keek Tadeusz door het raam in de tram. Papa vroeg wat hij allemaal zag. Huizen. Autootjes. En schildpadden… We wisten niet wat hij bedoelde met die schildpadden. Gisteren werd het me plots duidelijk. Ik parkeerde de auto en hij zei: ‘niet op de schildpad he mama.’ Hij bedoelt dus dat ik niet op het voetpad mag parkeren. Je hebt een zebrapad en je hebt een schildpad. Nog niet zo gek gezien… (20/3/11)
———————–

Tadeusz kreeg voor zijn derde verjaardag een boodschappenmandje, productjes en centjes. Hij komt me dan betalen en zegt: “ziezo mama, hier is centimeter. Nu koop ik koekjes.” (19/3/11)
———————-

T: Papa. Ik ben blij dat jij er bent. En mama ook. (16/3/11)
————————

T: kijk, mij auto zit vol blokken.
Y: Zozo. ga je daar nu een toren mee bouwen?
T: nee, een tajon (station).
Y: Da’s goed.
T: Maar het tajon gaat heel drietig zijn. Want ni genoeg blokken. Dan gaat het tajon wenen.
Y: Oei.
T: Maar ik ben een man.
Y: Ja, dat klopt.
T: Maar nu moog jij niet meer stil zijn hoor. Jij moet kijken naar mijn tajon. Ik ga een tajon bouwen. Ik ben een man en ik ga een tajon bouwen. (13/3/11)
—————————–

T: Met mijn lepel zal ik jou fingertjes petoferen (betoveren).
S: Jamaar dat is een spaghettilepel. Dat dient om spaghetti mee te scheppen.
T: Ik ga jou fingertjes scheppen! Dus dese lepel is toch om te toferen dan he?
S: Zijn mijn vingers spaghetti? Die je gaat scheppen?
T: Ja!
S: Ah dan is het toch een spaghettilepel dus?
T: Hoe? Nee papa, sotteke. Dees is om te toferen… (12/3/11)
—————————–

Bij het avondeten.
T: mama ik heb dorst. ik wil trinken!
Y: Ja, ik zal wat water pakken.
T: Nee! Ik wil geen water. Ik wil een pintje!
(Hoe hij daar bij komt?! Onze zoon is nog geen drie en nu al vraagt hij naar den drank…)
(5/3/11)
———————-

Appeltheek = apotheek (28/2/11)
———————–

We komen van school. Tadeusz loopt voor me.
T: Ik ga lopen mama!
Y: Oei, moet ik dan ook lopen?
T: Nee. Jij bent een springkonijn. Jij moet springen. (28/2/11)
—————————–

T: Ik lust niet pajonnen! (Ik lust geen champignonnen) (25/2/11)
———————–

T: Mama, waar is papa?
Y: Papa is gaan werken.
T: Met paraplu he.
Y: Nee. Het regent toch niet?
T: Jawel, papa is wekkere met paraplu!
————————–

T: Mama, ik heb veel pijn in mijn keel van hoesten.
Y: Ah, dan zullen we straks eens thee maken met honing en citroen.
T: Neenee. Ik ga veel liever appsap (appelsap) trinken.
Y: Maar thee is ook lekker en dan doet je keel minder pijn.
T: Is al over mama. Keel is al over. Keel is aan het slapen. Mijn keel gaat niet wakker zijn. Is over. Mama moet niet meer thee maken.
————————

Op de weg naar huis, Boris in de buggy, Tadeusz op de meerijplank.
Y: Amai, Tadeusz, nu heeft mama ver gestapt hoor.
T: Tadeusz ook!
Y: Nee, jij staat op de meerijplank. Jij moet niet stappen jij hebt geluk. Mama heeft pech…
Of nee. Mama heeft pech dat ze moet stappen, maar ik heb wel veel geluk dat ik jullie heb.
T: Ik eb ook veel ‘luk met jou, mama! En ik ga goed voor jou zorgen! (3/2/11 *smelt*)
————————

Vorige week heb ik Tadeusz op een echte leugen betrapt:
Y: Kom Tadeusz, je mag met mama gaan douchen.
T: Neenee mama. Ik heb al gedoucht. Ik heb met papa gedoucht. (wat natuurlijk niet waar was…)
———————–

T: Ik ben een pijatensip! Met een vekkerkijker! (ik ben een piratenschip met een verrekijker) (30/1/11)
————————

In de speeltuin:
T: Ik ga een beetje ruzie maken! Ruzie ruzie ruzie! (23/1/11)
————————

In de auto:
T: Mama, ik heb druk. (23/1/11)
————————

Tadeusz maakt een kribbel op een stukje papier. Ik moet zijn naam erbij opschrijven. Hij maakt een prop van het papiertje en zegt: “Sieso! Naam zit in papiertje!”
En dan steekt hij het papiertje in zijn zak. Hij zegt op geruststellende toon: “Niet bang zijn, papier. Ik jou niet verlozen.” (21/1/11)
———————–

Uit een boekje van Van Genechten: wie is er veel te dik om te fladderen als een vlinder?
Dan vouw je de bladzijde om en dan zie je dat een stukje van de vlinder eigenlijk ook een stukje van het varkentje is.
Y: Wie is er nog veel te dik om te vliegen als een vlinder? Tadeusz! (prik in de buik)
T: Ah nee, ik heb ni fleugeltjes he! (21/1/11)
———————–

Siksurk = Circus
Robord = robot (1/11)
———————–

Y: Nee, je krijgt nu geen tutje. Je moet wachten tot thuis.
T: Ik ga dan wenen. En mama, ik heb buikpijn!
Y: Hoe komt het dat je buikpijn hebt?
T: Dat ik tutje krijg ni! (20/1/11)
———————-

T: ooh, een druppel op mij neus.
Y: ja, het regent een beetje.
T: Er is ook een druppel uit mijn neus!
Regen moet weggaan. Ik ga zon wakker maken. Ik ga heel hard roepen. Dan zon wakker zijn.
Y: Maar de zon is wakker hoor. Die zit achter de wolken. En de regen komt uit de wolken.
T: Ik ga roepen. Zon moet wakker zijn. Zòòòhooon! (14/1/11)
———————-

Y: Tadeusz, laat me gerust, ik ben keimoe. Ik heb maar twee uur geslapen. Ik ben een zombie…
T: Nee, mama izni zompie! Mama moet spele! (11/01/11)
———————-

Pakkitein = kapitein
Luffertje = slurf (8/01/11)
———————–

Tadeusz ligt net in bed. Hij roept me.
T: Mamaaaa. Tadus is bang!
Ik ernaartoe.
Y: Waar ben je bang van, schat?
T: Van hondjes die blaffen. Poesjes miauw. Buiten. Leeuwen ook.
Y: Maar lieveke toch, er wonen geen leeuwen in België.
T: Oe? Ni?
Y: Wel katten en honden. Maar die zijn lief.
T: Leeuw heeft veel tanden. Mensen opeten. Haaien ook.
Y: Ja maar het is niet omdat je veel tanden hebt dat je per definitie mensen opeet. Ik heb toch ook veel tanden?
T: Tadus ook. Ik wel mensen opeten… (december 2010)
————————-

Een paar leuke woordjes van Tadeusz:
(december 2010)
Vokkertje: vork
Woffeltje: Wolf
Woefa: glijbaan
Akoentje: handdoek
Noepetje: snoepje
————————–

T: Mamaaaa! Taadus mòet tevee kijke! (dec 2010)
————————–

T: Mama! alle blaadjes af de bomen, heee!
Y: Ja schatteke, maar in de lente komen die blaadjes terug, hoor…
T: Mamaaaa! Dan ladder nemen en blaadjes terug aandoen! (okt 2010)
————————–

T: Mama! Ni zingen!
Y: Oei, mag ik niet zingen?
T: Nee! Niet lalala doen!
Y: Oh da’s jammer. Mag ik echt niet zingen?
T: Alleen lululu en lololo. (sept 2010)
————————-

Y: Kijk Tadeusz, daar is iets te doen. Zullen we gaan kijken of we een ballon kunnen krijgen?
T: Jaaah! Ballonnen plukken! (aug 2010)
———————–

T: Bohammetje sammeli eten!
Y: Er is geen salami meer, floekie.
T: Is wel sammeli! (sept 2010)
———————–

Discussie:
Onze dreumes Tadeusz van 22 maanden krijgt vat op taal. In dat kleine hoofdje ronken de radertjes continu. Achter die donkere oogjes wordt gewerkt. Er wordt gekeken, gefronst, vertaald, begrepen, in categorieën geplaatst, en terug uitgebrabbeld in nog onhandige klanken. Bij bepaalde lettercombinaties gooit hij er maar met zijn klak naar. Ik zeg hem vaak: “Tadeusz, articuleer eens wat beter. Ar-ti-cu-leer…” Hij kijkt me dan ernstig aan en zegt, heftig knikkend: “Atikkiteee.”

Vorige week zat hij achterop de fiets en hij begon hard te roepen: “Aaa-toen! aaa-toen!” Ik begreep hem niet. Ik vroeg het hem meermaals. Hij bleef maar roepen. “Aaa-toen!” Hij was bijna in paniek. Thuis merkte ik niks. Tot we de volgende dag weer naar buiten wilden. Bleek dat hij ‘handschoen!’ had geroepen. Hij was ze kwijt.
Het zal weldra beseffen dat articuleren geen overbodige luxe is. Ik weet dat ‘babaan’ een banaan is en dat ‘papat’ patat betekent, maar als hij ‘dadidoo doo die bai-lala gi-af’ zegt, dan weet ik alleen maar dat hij iets wil zeggen over giraffen. Meer niet.

Zo’n klein wezen op de rand van een talig bestaan ontwikkelt ook een gevoel van macht en invloed. Hij loopt van het ene lichtknopje naar het andere. “Lichie aan!” “Lichie ui!” Het interesseert hem nog niet dat mama in het donker dan met haar kop tegen de kastdeur loopt. Dat vindt hij eerder grappig.
Soms wijst hij boos naar de kruimels op de grond en geeft wat onverstaanbare commando’s. Gisteren hadden we zelfs al een eerste dicussie. Hij kwam aanlopen met een boekje waar een konijntje met vreemde roze oren kersen uit een boom plukt. “Boompe in!” Hij duwde zijn vingertje krom op de kersjes in de boom.
“Nee Tadeusz, het konijntje steekt de kersen er niet in; hij haalt ze eruit. Kersen plukken!”
“Boompe in!”
Hij bleef volhardend bij zijn standpunt. Zijn argumentatie was moeilijk genuanceerd of uitgebouwd te noemen. Hij bleef maar roepen “Boompe in!” Met zijn wijsvingertje bleef hij fors op de bladzijde hameren. Hij ging het ook aan papa vragen. Die zei hetzelfde als ik. Tadeusz liet zich echter niet van de wijs brengen. Die kersen gingen in de boom. Niet eruit. Tadeusz haalde een heel gamma intonaties boven om zijn standpunt kracht bij te zetten. Hij overtuigde me eigenlijk wel een beetje. Waaraan zie je immers dat die kersen uit de boom gehaald worden? Met de kerstboom hangen we er toch ook allemaal balletjes in?

7 reacties

  1. haha geweldig! Ik lachte me te pletter met het gesprekje over piemeltjes en het gesprekje over de handschoen!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.